Afspraken met betrekking tot zak-en kleedgeld voor jeugdigen in een instelling
De GRJR heeft afspraken gemaakt over hoe om te gaan met zak- en kleedgeld van jeugdigen die verblijven in een instelling in de regio Rijnmond.
Hieronder kunt u de belangrijkste afspraken lezen:
- Op grond van artikel 1:392 van het Burgerlijk Wetboek (BW) zijn ouders primair verantwoordelijk voor het levensonderhoud van hun kinderen, ook wanneer het kind met een ondertoezichtstelling of voogdijmaatregel in een residentiële voorziening verblijft.
- Er zijn situaties waarbij jeugdigen met een OTS- of een Voogdijmaatregel in een jeugdhulp instelling verblijven, maar waarbij het niet mogelijk is om zak- en kleedgeld op de ouders te verhalen. In deze situaties zijn jeugdhulpinstellingen verantwoordelijk voor de betaling van zak- en kleedgeld. Dit maakt momenteel geen onderdeel uit van de bekostiging van het arrangement, onderzocht wordt thans hoe de financiering kan worden geregeld.
- Uitzondering voor deze verantwoordelijkheid geldt voor jeugdigen die onder Voogdij van een GI vallen en langdurig wonen in een WLZ-instelling. Dan vergoedt de GI deze kosten aan de WLZ-instelling.
- Wanneer jeugdigen op vrijwillige basis in een jeugdhulpinstelling verblijven of basis van een Jeugdreclasseringsmaatregel, dan zijn de ouders verantwoordelijk voor de bekostiging van zak- en kleedgeld.
Wie overhandigt zak- en kleedgeld?
De jeugdhulpinstelling overhandigt het zak- en kleedgeld aan een jeugdige. Het zakgeld wordt wekelijks uitbetaald. Het kleedgeld wordt maandelijks betaald. Wanneer een jeugdige ouder is dan 12 jaar en ertoe in staat is, dan beheert de jeugdige het kleedgeld zelf en zal ook zelf kleding uitkiezen. Een jeugdige jonger dan 12 jaar of wanneer een jeugdige ondersteuning nodig heeft dan zal de jeugdige begeleid worden bij het kiezen en kopen van kleding.